uit de oude doos

Geniaal en een tikje smerig – over Nabokov

Onder de noemer ‘uit de oude doos’ blaas ik het stof van mijn favoriete journalistieke stukken. Deze keer eentje uit De Standaard der Letteren. Op 2 juli 1977 stierf Vladimir Vladimirovitsj Nabokov. Lang leve de Rus die verzeilde in de Amerikaanse literatuurgeschiedenis! Zes redenen om hem nog jaren te lezen.

  1. Nabokov kent de waarde van het juiste woord (in het Russisch en het Engels)

Nabokov wordt vaak omschreven als ‘een meesterstilist’. Die reputatie dankt hij aan zijn originele vergelijkingen. De meisjes in zijn oeuvre – doorgaans mooi maar banaal – hebben ‘lippen als lakzegels op een brief zonder inhoud’ en ‘wimpers’ die de verhalen van hun minnaars ‘op charmante wijze van leestekens voorzien’. Om een scène tot leven te wekken, hoeft Nabokov niet eens volzinnen te schrijven. Hij vraagt: Schoten ze hem dood in het damestoilet van een godverlaten stationnetje (versplinterde spiegel, gescheurd pluche)? – en de verbeelding van de lezer doet de rest.

Verstokte Nabokovianen discussiëren al decennia over zijn ‘mooiste zinswending’. Voor Karel van het Reve, de broer van Gerard en een bekende russofiel, is dat: ‘de straat die – als een briefroman – begon met een postkantoor en eindigde met een kerk’.

Een schrijver die zijn woorden met zorg kiest, bekijkt vertalingen van zijn werk met argusogen. Zo was Nabokov niet te spreken over de Engelse versie van ‘Kamera obskoera’, zijn vileine roman over een driehoeksrelatie uit 1933. Hij maakte zelf een nieuwe vertaling, waarbij hij het boek ingrijpend herschreef. ‘Laughter in the Dark’ bewaart de boosaardige, laatste plotwending van het Russische origineel, maar is merkbaar beter geschreven.

Dat Nabokov zich even vlot uitdrukte in het Engels als in het Russisch, dankte hij deels aan zijn prerevolutionaire, meertalige opvoeding in Petersburg, deels aan zijn emigrantenjaren in Berlijn, Parijs en New York. Hij moet de enige schrijver van de twintigste eeuw zijn, die een over de hele lijn uitmuntend oeuvre heeft nagelaten, dat voor de helft in het Russisch, voor de helft in het Engels ontstond. Hoewel Nabokov in 1937, kort voor zijn vertrek naar de Verenigde Staten, definitief voor het Engels koos, spreekt uit de roman ‘Pnin’ (1957) en ironische verzuchtingen als ‘Ne dolzjno bylo by byt – alleen aan de schors van de Russische taal had zo’n schimmeltros van werkwoorden kunnen ontspruiten’ een blijvende liefde voor het Russisch. Ook zijn minutieus becommentarieerde Engelse vertaling van Poesjkins roman in verzen ‘Jevgeni Onegin’ (1964) getuigt daarvan.

  1. Hij houdt van een beetje denksport

Aan het begin van zijn carrière bedacht Nabokov naast romans, ook schaakproblemen en kruiswoordraadsels. In de ogen van de schrijver waren die drie fenomenen verwant. Elk boek van Nabokov bevat puzzels en raadsels. Als hij een vrouw ‘in een lichtgele jurk met blauwige tulpen’ binnenvoert in een kamer waar het behang ‘lichtgeel’ is ‘met blauwige tulpen’ – dan valt hij niet in herhaling maar test gewoon of U wakker bent en klaar voor een spelletje.

Nabokov lezen is een vorm van denksport. Een zin als: ‘Pnin las het nieuws in het laatste nummer – dat van zaterdag 12 februari en vandaag is het dinsdag, o Zorgeloze Lezer’ is niet zo enigmatisch als hij lijkt. Blader eens enkele bladzijden terug en lees die (schijnbaar overbodige) uiteenzetting over het verschil tussen de Juliaanse en Gregoriaanse kalender nog een keer. Dan beseft U toch dat professor Pnin – in Rusland geboren op drie februari – vandaag zijn Amerikaanse verjaardag viert? In zijn hele oeuvre strooit Nabokov kwistig met dit soort grappen en verwijzingen. Moet U die allemaal vatten om van zijn boeken te genieten? Gelukkig niet. ‘Lolita’ is een ijzersterk verhaal – punt. Ook als het spervuur van literaire toespelingen (o.a. op E. A. Poe) U ontgaat.

Meestal loont het om bij het lezen één vraag in uw achterhoofd te houden: “Wie richt in dit boek het woord tot mij?”

Onbetrouwbare vertellers en onverwachte (vertel)perspectiefwissels zijn de sleutel tot de helft van Nabokovs Spielereien.

In ‘Bleek Vuur’ (1962: waarin een gek een dichtwerk interpreteert – of is de criticus een schepping van de dichter?) bereikt Nabokovs gegoochel met het vertelstandpunt eenzame hoogtes. Hij bekwaamde zich dan ook al in deze kunst sinds zijn novelle ‘Het Oog’ (1930: waarin een zelfmoordenaar zijn oude vrienden van gene zijde bespiedt – of leeft hij nog?) Grondig lezen is de boodschap.

  1. Zijn uitgesproken meningen vervelen nooit

Naast welbespraakt en listig was Nabokov ook zelfzeker – wellicht een restant van zijn aristocratische afkomst en elitaire opvoeding in Rusland. Hij had sterke meningen en was niet bang die te verkondigen. Zo hekelde hij Marx – ‘dat nijdige burgermannetje met zijn Victoriaanse ruitjesbroek’ en ‘Das Kapital’ – ‘die vrucht van slapeloosheid en migraine.’ Freud vond in zijn ogen nog minder genade.

Zelfs wanneer je het fundamenteel oneens bent met Nabokov – zijn afkeer van Thomas Mann deel ik bv. niet –  moet je zijn puntige oneliners bewonderen.

Ooit wimpelde hij een vergelijking tussen zijn werk en dat van Joseph Conrad af met de tegenwerping: ‘But I differ from him Conradically!’.

Nabokov hield niet van Brecht, Faulkner, Camus, Dostojevski of Ezra Pound (om slechts een paar namen te noemen), maar schopte nooit lukraak in het rond. Hij stond consequent wantrouwig tegenover grote maatschappelijke theorieën of literatuur die ‘algemene waarheden’ verkondigt. In zijn zeventien jaren als docent aan Amerikaanse universiteiten, beoordeelde hij zijn studenten niet één keer op hun inzicht in ‘het tijdsklimaat’ waarin een roman ontstond of ‘de school’ waartoe een auteur behoorde. In plaats daarvan stelde hij vragen over het kapsel van Emma Bovary en het interieur van Anna Karenina.

Om voor Nabokovs college te slagen moest je boeken lezen – geen literatuurgeschiedenissen – en oog voor detail ontwikkelen.

  1. Altijd lachen, met Nabokov

Te weinig boeken in de canon van wereldliteratuur zijn grappig. Aan Nabokovs bijdrage zal dat niet liggen. Ik heb zelden zo gelachen als bij het lezen van ‘De Gave’, waarin de ene parodie (op stroperige verzen, politieke retoriek, hol antisemitisch gezwets, …) de andere opvolgt. Nabokov heeft een typisch, licht absurd gevoel voor humor, dat je ook vindt in Gogols ‘Dode zielen’.

Groteske personages genieten zijn voorkeur.

Oudoom Pasja uit ‘Het Oog’, ‘een monter lijk in een blauw kostuum’ en ‘een afgeleefde kletsmeier, die niet één korrel uit de silo’s van zijn ervaring onbesproken kan laten’ is een doorsnee bewoner van het Nabokoviaanse universum.

Daarin lopen strooplikkers, nimfijnen en derderangs dichters elkaar voor de voeten. Geen karikatuur was te grof of gemeen voor het scherp geslepen potlood van de schrijver.

Regelmatig schuilt de humor in de kloof tussen de werkelijkheid die de auteur beschrijft, en het waardeoordeel dat zijn personages eraan verbinden.

Pure vrouwelijke schoonheid oefent weinig aantrekkingskracht uit op Nabokovs helden. Zij raken eerder vertederd door dikke voeten, kinderlijke pruillipjes en behaagzieke weduwen met een onstuitbare drang tot pokeren.

‘De speciale bevalligheid waar de natuur een aantal uitverkoren kleine dikzakken mee begiftigt’ of – algemener – de charmes van het ordinaireontgaan Nabokovs vertellers nooit.

Uiteindelijk raken het banale en het verhevene zo innig verstrengeld in Nabokovs werk, dat zijn oeuvre één vraag lijkt te formuleren (een parafrase van Smoerovs vraag op het einde van ‘Het Oog’): Wat maakt het uit dat ik een beetje goedkoop ben, een beetje smerig, (…) met mijn verbeelding, mijn eruditie, mijn literaire gave?

  1. Als schrijver is hij origineel…

Een schrijver met persoonlijkheid kan nooit bij iedereen in de smaak vallen. Nabokov kreeg van tegenstanders het verwijt dat hij zichzelf herhaalde. Wakker lag hij daar niet van: ‘Tweederangs schrijvers lijken veelzijdig omdat ze vele anderen, uit heden en verleden, imiteren. Waarlijk originele artiesten kopiëren alleen zichzelf.’ Is het een manco dat Nabokov sommige thema’s en verhaaltechnische kneepjes meerdere keren uitprobeerde? Welnee. Je kunt toch niet in ernst beweren dat hij ‘Lolita’ niet had mogen schrijven, omdat hij voor de Tweede Wereldoorlog al met een gelijkaardige plot had geflirt in de novelle ‘De Tovenaar’? Dat hij van ‘Een lach in het donker’ had moeten afzien, omdat de verre voorganger ‘Heer, vrouw, boer’ ook over een verziekte driehoeksverhouding ging? Guus Luijters stelt het als volgt: ‘Nabokov is een schrijver die zich niet neerlegt bij zijn grenzen. Heeft zijn vorige boek hem niet gebracht wat hij ervan verwachtte? Dan zal zijn volgende nog briljanter, nog uitzinniger zijn. (…) Bij ieder volgend boek lijkt de veer strakker opgewonden te worden.’ Nabokovs drang naar perfectie is juist bewonderenswaardig.

  1. … en mist hij elke vorm van zendingsdrang

Andere criticasters, Jean-Paul Sartre op kop, verweten Nabokov dat hij “zich om geen enkele maatschappij bekommert – al was het maar om zich er tegen te verzetten – omdat hij ontworteld is en tot geen enkele maatschappij behoort.’ De bloedloze pamfletliteratuur van sommige ‘bekommerde’ auteurs (Gladkov, Fadejev) indachtig, klinkt die kritiek haast als een compliment. Nabokov weigert literatuur in dienst te stellen van een ideologie.

Lezen moet een prettige, mentaal uitdagende bezigheid zijn, niet meer en niet minder. Voor zijn eigen boeken geldt dat zeker.

Eigenlijk getuigt het van slechte smaak om Nabokov zijn ontworteling te verwijten. Tenslotte dwong het historische drama van 1917 hem in de rol van ‘eeuwige emigrant’. Uit ‘Geheugen, spreek!’ blijkt dat Nabokov het vertrek van zijn familie uit Rusland ervoer als de bijbelse verbanning uit het paradijs. Noodgedwongen ruilde hij zijn vertrouwde, verfijnde wereld van huisleraars, theevisites en zomers op lommerrijke landgoederen voor een armzalig bestaan als Russische emigrant. In Europa woog de culturele isolatie en stigmatisering van de migrantenkolonie (‘behekst door de communistische propaganda, bekeek men ons als louter schurkachtige generaals, oliemagnaten en stijve, schrale dames met lorgnet’) zwaarder dan de financiële moeilijkheden. Met de nodige veerkracht, volharding en werklust heroverde ‘het herenzoontje’ Nabokov zijn recht op een comfortabel leven, eerst als Russische schrijver, dan als beruchte Amerikaan.

‘Zonder de Russische Revolutie, zou ik geen enkel boek hebben geschreven, maar mijn leven aan de studie van vlinders hebben gewijd’, beweerde de schrijver in een interview uit 1967.

Zo bezorgde Lenin ons toch – zij het onbewust – één van de grootste Russische schrijvers van de 20ste eeuw.

5 SLEUTELMOMENTEN

in Nabokovs biografie

1899: Nabokov wordt geboren in een rijk Peterburgs gezin. Hij omschrijft zijn kindertijd en jeugd als ‘perfect’.

1917: Russische Revolutie. De (witte) familie Nabokov vlucht naar de Krim. Vladimir reist door naar Cambridge, waar hij Russische en Franse literatuur studeert.

1922-1937: DeBerlijnse jaren. Nabokov geeft taal- en tennislessen en schrijft Russische romans die verschijnen bij emigrantenuitgeverijen. Hij trouwt met Vera Slonim en wordt vader van een zoon, Dmitri.

1940-1959: Na een intermezzo in Parijs (1937-1940): het Amerikaanse tijdperk. Nabokov is als docent, wetenschappelijk medewerker en hoogleraar verbonden aan verschillende universiteiten. Hij vertaalt (sommige van) zijn Russische romans naar het Engels – de taal waarin hij ook nieuw werk schrijft.

1955: ‘Lolita’ verschijnt in Parijs. Pas na de publicatie in Amerika (1958) wordt de schrijver rijk, beroemd en berucht. Om dichter bij hun zoon Dmitri (een operazanger) te zijn, vestigen de Nabokovs zich opnieuw in Europa, in een hotel in Montreux – waar Vladimir op 2 juli 1977 sterft.

5 HOOGTEPUNTEN

uit Nabokovs bibliografie

Lolita (1955) – Nabokov voor beginners

Plot: Vijftiger Humbert Humbert valt voor de charmes van een twaaljarige ‘nimfijn’. Om bij Lolita te kunnen zijn, trouwt hij met haar ordinaire moeder. Wanneer die verongelukt, beginnen ‘stiefvader’ Humbert en zijn ‘verouderende maîtresse’ (Lolita is op dat moment veertien) aan een autoreis door Amerika. Wie is hen op het zondige spoor?

Grote plus: De literair-historische symboolwaarde: ‘Lolita’ betekende Nabokovs doorbraak en blijft één van dé schandaalboeken van de twintigste eeuw. Daarnaast vormt het boek een prima kennismaking met Nabokovs oeuvre. Verteller Humbert kwijt zich zo welsprekend en geslepen van zijn taak dat je hem zijn perversiteiten bijna (let wel: bijna) vergeeft.

Uitnodiging voor een onthoofding (1936) – Nabokov op kruissnelheid

Plot: Cincinnatus C. verbergt een dubbelganger in zich, die zegt en doet wat de zichtbare Cincinnatus niet durft. In een transparante wereld is het verboden om zo’n geheime, donkere kern te hebben. Cincinnatus wordt ter dood veroordeeld en in afwachting van zijn vonnis opgesloten. Op de dag van de terechtstelling ontpopt de ‘verborgen’ Cincinnatus zich tot redder in nood. Net als de lezer doorziet hij – net op tijd – het bedrog van het verhaal.

Grote plus: Even grappige als grimmige fantasie rond (on)oprechtheid en de spanning tussen leven en literatuur. Grotesk hoogtepunt: het moment waarop de gevangenisdirecteur en M’sieur Pierre de cel van Cincinnatus binnentuimelen ‘besmeurd met allerlei puin en barstend van de pret’ enuitroepen: ‘Gefopt! Wij zijn het! Wij zijn het!’ Ai nee, dacht die brave Cincinnatus écht dat er een ontsnappingstunnel voor hem werd gegraven?

De Gave (1938) – Nabokov voor russofielen

Plot: Fjodor Godoenov, een Russische emigrant in Berlijn, droomt van een schrijversbestaan. Zijn gedichtenbundel gaat onopgemerkt voorbij en hij krijgt geen vat op het levensverhaal van zijn vader. Alleen zijn biografie van de 19e eeuwse criticus Tsjernysjevski lukt. Dan ontmoet hij de mooie Zina en belooft haar een roman over hun kennismaking te schrijven, die hij ‘De Gave’ als titel wil geven.

Grote plus: Nabokov beweerde dat niet Godoenov, maar ‘de Russische literatuur’ de hoofdrol speelde in zijn laatste Russiche roman. Liefhebbers zullen hun hart ophalen aan de vele verwijzingen naar Poesjkin en Gogol of de hilarische parodieën op Andrej Bely’s hortende poëzie en het droge proza van academische biografen. De ingeschoven biografie van Tsjernysjevski (auteur van ‘Wat te doen?’) is interessant.

Geheugen, Spreek ! (1966) – Nabokovs autobiografie

Plot: De schrijver kijkt terug op de eerste veertig jaren van zijn leven en bundelt zijn herinneringen per thema.

Grote plus: Verdwenen werelden – de aristocratie van het tsaristische Rusland, de Russische emigrantenkolonie in Berlijn – komen weer tot leven. Wie Nabokovs complete levensverhaal zoekt, leest beter Brian Boyds biografie. Een gedegen studie, al reikt Boyds (soms onnodig ingewikkelde) werk literair niet tot de enkels van ’s meesters eigen weemoedige terugblik.

Bleek vuur (1962) – Nabokov voor gevorderden

Plot: Charles Kinbote schrijft een inleiding en commentaar bij John Shades gedicht ‘Bleek vuur’, dat hij ook van een index voorziet. Alleen hebben gedicht en commentaar bitter weinig met elkaar te maken. Heeft Kinbote ze wel allemaal op een rij?

Grote plus: Een roman en een raadsel. Vele lezers veronderstelden dat Kinbote een schepping was van Shade of omgekeerd, maar Nabokov wees die lectuur van de hand. Is de term ‘ghostwriter’ de sleutel tot het mysterie? Lees het boek en oordeel zelf.